Daar ging ik, dapper,
toch wel een beetje bang, naar de grote mooi gedekte tafel.
Het was nu toch wel erg druk.
Kijk, daar stonden de grote salades, warme kip, dampende soep,
knapperige broodjes, sappig fruit en nog veel meer lekker
dingen.
Ik had nog nooit zoveel lekker dingen bij elkaar gezien.
Van vreugde begon ik hard te zoemen.
De mensen keken om zich heen, ze keken boos.
Waarom?
Ze wapperden raar met hum armen door de lucht.
Ik moest er wel een beetje om lachen, het zag er zo raar uit!
Opeens kwam er een meneer met heel nette kleren aan en iets
raars in zijn hand dat op een mensenhand op en stokje leek,
aanlopen.
Hij begon ermee op de muur te slaan, vlak naast me.
Het leek wel of hij me aan wilde raken en dat met zijn eigen
handen niet durfde dus het daarom maar met een nephandje deed.
Hij schreeuwde iets, maar ik kon het niet verstaan.
Er kwamen meer grote mannen aan met nephanden op stokjes die ook
naar me gingen wapperen.
Waarom deden ze dat?
Au! Daar had iemand me op mijn pootje geraakt!
Snel vloog ik omhoog.
Daar konden ze niet bij.
Wat was ik bang!
Gelukkig hielden ze na een tijdje op met wapperen en kon ik
veilig naar de grote salades vliegen.
Mmm, lekker zeg, zoiets lekkers had ik nog nooit geproefd.
Het smaakte naar……naar zoet met stukjes vis.
Even wat van die warme kip proeven……heerlijk!
Hé, daar lag op een bordje alles wat ik lekker vond.
Zouden ze dat speciaal voor mij gedaan hebben?
Eens even proeven……echt, heel erg lekker.
Mijn buikje was net helemaal vol met lekkere dingen toen weer
dezelfde nette man aan kwam lopen met een grote zilveren schaal
met ijs!
Ohh, klonk het van alle kanten, en het wás mooi.
De lichten gingen uit en er werden stokjes aan gestoken waar een
heel mooi flikkerend licht uit kwam. (vuurwerksterretjes)
Zoiets moois had ik nog nooit gezien.
Eigenlijk zat ik al helemaal vol en kon er niets meer in mijn
vliegbuikje bij, maar toch.
Eén hapje kon er nog wel bij.
Zoiets geweldigs kon je toch moeilijk aan je neus voorbij laten
gaan.Toch?
Snel even een piepklein hapje nemen en dan doorvliegen.
Het werd op de tafel gezet, de mensen schepten op en aten door.
Wat hadden ze allemaal mooie kleren aan, dat zag ik nu pas.
Er was een vrouw met een mooie lange gele jurk met een rode
bloem in haar hals en een krans van de heerlijkst ruikende
bloemen die ik ken in haar haar dat in een knot gebonden was,
een man met een net groen pak aan met een rode strik, een vrouw
met een witte jurk en een parelketting om, en een man met een
net zwart pak (de man van het handje) en een zwarte strik om
zijn nek.
Nu was iedereen aan het eten, ze zouden het vast niet merken als
ik stiekem een hapje nam van dat lekkere ijs.
Daar ging ik dan, recht op de schaal af zonder te zoemen.
Nog een paar vleugelslagen en dan was ik er.
Bijna……hebbes, een hapje.
ZALIG, HEERLIJK, VERRUKKELIJK GEEN WOORDEN VOOR TE VINDEN!
Maar daar kwam de nette man aan en die gunde me die lekkere
smaak natuurlijk niet.
Waarom deden deftige mensen toch altijd zo gemeen tegen kleine
vliegen zoals ik?
Daar begreep ik niks van.
Veel tijd om daaraan te denken had ik niet, ik moest maken dat
ik weg kwam.
Ik vloog alsof mijn leven ervan af hing weg, om niet door die
hand op een stokje geraakt te worden.
Sneller, sneller, zo hard al ik kon.
Snel de hoek om, de trap op en snel de slaapkamer in, naar ons
eigen huisje!
Thuis stond me vast wel een flinke straf te wachten, maar dat
kon me lekker niks schelen.
IK WAS WEER VEILIG THUIS.
(De hand op het stokje is natuurlijk een vliegenmepper)
|